Intervieuw Eindhovens Dagblad.

Gepubliceerd op
22 november 2008 in het ED
29 november 2008 in de Stentor
Tekst deel 1:

‘We staan ermee op en gaan ermee naar bed’


Honderden foto’s zijn het enige dat Harrie en Mini van der Meijden nog van hun kleinkinderen hebben. Baby Daniël en peuter Romy werden in Purmerend met tientallen messteken vermoord. Lotgenotencontact moet de Eindhovense grootouders verder helpen.


door Fleur Besters

„J
e zou denken dat de onderlinge band veel hechter wordt als er zoiets ergs ge­beurt. Maar dat hoeft dus niet. Onze fami­lie is helemaal uit elkaar gevallen”, zegt Harrie van der Meijden aan de eettafel in zijn Eindhovense woning. Opa Harrie, zoals hij zich­zelf op de herdenkingssite voor Romy en Daniël noemt, praat samen met zijn vrouw Mini voor het eerst publiekelijk over de dood van hun kleinkinde­ren.
  Een stapel fotoboeken staat vol met hun herinnerin­gen. De pagina’s van voor de moord zijn ver in de minderheid. Er komen beelden van twee kleine kist­jes langs. Knuffels liggen voor een boom bij de wo­ning van de moeder van de kinderen. Aantekeningen van Harrie complementeren het nog steeds groeien­de document.
  Harrie: „De eerste maanden na de geboorte van Da­niël mochten we alles van de jonge ouders. Ze waren blij met onze hulp, want dan konden ze samen eens op pad. De kleintjes waren echt schatjes, zulke makke­lijke kinderen. We hebben honderden foto’s gemaakt en nog tig filmpjes. We zijn er nu heel blij mee, want er komt niets meer bij.”

Op
   14 juni 2006 slaat het noodlot toe. De schoon­dochter van Mini en Harrie wordt aangehouden voor de moord op haar twee kinderen. Mini’s zoon is niet de vader van de twee, maar voedt Daniël vanaf diens geboorte mee op. Romy hoorde er volgens het Eind­hovense echtpaar ook helemaal bij, de biologische vader van de twee kinderen was niet in beeld.
  De eerste tijd na de dubbele moord komen regelmatig vrienden langs. „Maar in principe kan je eigenlijk bij nie­mand echt je verhaal kwijt. Ze zeggen: ‘Ga door, geef het een plekje, je krijgt nog wel meer kleinkinderen’. Maar al krijg je er nog honderd, je krijgt er Romy en Daniël niet mee terug.” Ineens is Mini boos: „Mensen weten gewoon niet wat ze moeten zeggen. Dan denk je bij jezelf: ‘Ze we­ten niet beter’. Maar zeg dan dat je niet weet wat je moet zeggen. Dat weten wij ook niet.”
  Harrie: „Het beheerst ons leven. We staan er mee op en gaan er mee naar bed. Maar als je erover begint, zie je dat mensen denken: ‘Het gaat weer daarover’. Ze zeggen dat het niet eens onze echte kleinkinderen zijn.”
  Mini: „Maar het gaat toch om de emotionele band. Vrien­den zoek je uit. Die kleintjes, ik had er zo’n band mee op­gebouwd.” Dan breekt ze. „Ik ben blij dat ik ze vijf maan­den zo’n liefde heb kunnen geven. Daniël schaterde als ik kwam, dat zegt toch meer dan een bloedband? Maar wet­telijk sta je met je rug tegen de muur.” Omdat ze geen di­recte familie zijn, hebben ze geen recht op informatie, bij­voorbeeld van de politie.


Beiden
   hebben veel moeite met de verwerking van het misdrijf. Mini liet zich vorig jaar uiteindelijk op­nemen in een kliniek. „Mijn lichaam is nog steeds op. Ik heb overal blokkades en pijn in mijn rug. Ik heb altijd met zwaar demente bejaarden gewerkt, maar ik kan het niet meer.” Harrie zoekt tijdens de op­name van Mini zijn heil op internet en surft naar artikelen over de dood van zijn kleinkinderen.
  Hij besluit dan samen met Mini om in de vorm van een herdenkingssite een digitaal monumentje op te richten voor Daniël en Romy. „Dat leverde vier maanden lang e-mailtjes en brieven op van mijn zoon en zijn schoonvader. Ze vinden dat de kinderen te kijk staan voor heel Nederland. Maar ik heb dat nodig. Ik wil ze gewoon blijven benoemen. Soms denk ik dat anderen ze het liefst willen vergeten. Want wie komt er nu op zo’n herden­kingssite?
  Dan ben je echt actief op zoek naar informatie”,
vindt Mini.
 
In
het gesprek vullen ze elkaar voortdurend aan, Harrie zegt later dat Mini sinds de dood van de kinderen niet meer zo ‘gepassioneerd’ heeft gesproken. Het enthousias­me is het grootst als ze over het werk van Aandacht Doet Spreken (ADS) vertellen. Harrie ontdekt die lotgenoten­groep als hij naar informatie over de moord op zijn klein­kinderen zoekt. „ADS heeft twee doelen. Ze willen lotge­noten van dodelijk geweld bij elkaar brengen en aandacht vragen voor de situatie van nabe­staanden.”
  De Eindhovenaren zijn inmiddels de con­tactpersonen voor de wijde regio. Er komen volgens Harrie jaarlijks zo’n 230 mensen door geweld om het leven. „Er zijn dus dui­zenden nabestaanden. Bij de verschillende lotgenotengroepen zijn maximaal vijfhonderd mensen aangesloten. We bereiken zeker in onze eigen regio nog veel te weinig mensen.”
  De herkenning is voor Mini het belangrijkste. „Ik ben nog steeds erg moe, heb concentratieproblemen en had vrese­lijke nachtmerries. Tijdens lotgenotendagen merk ik dat er mensen zijn die zes jaar verder zijn en er nog steeds last van hebben. Mijn kop draait overuren, vooral omdat ik nog steeds niet weet wat er precies gebeurd is. Op de contactdagen staat mijn hoofd, staan mijn gedachten even stil. Je kan er even helemaal jezelf zijn en omdat het zo veilig voelt, ontspan je beter.”
  De dagen en soms ook weekeinden samen met lotgeno­ten zijn niet enkel gevuld met verdriet, benadrukken ze.
  „Vorige keer zat een deel van de groep te lachen en een ander deel te janken. Iedereen snapt dat en respecteert dat. Als ik thuis lach, denken mensen vaak dat mijn ver­driet weer over is, maar bij ADS snappen mensen dat het nog lang niet voorbij is.”
  De lotgenotengroepen houden zich ook bezig met het ver­beteren van de rechten van slachtoffers. Het Eindhovense echtpaar maakt zich persoonlijk hard voor het erkennen van grootouders als zijzelf. „Er komen steeds meer gebro­ken en samengestelde gezinnen, waarin familieleden geen bloedband hebben. Er komen steeds meer stiefgrootou­ders. Daar moet iets mee gedaan worden.” Harrie heeft zich inmiddels ook op het inzamelen van geld voor de lot­genotengroep gestort. Ze willen het liefst een spaarpot hebben om nabestaanden een vandalismebestendig ge­denkplaatje of monumentje aan te kunnen bieden. Het monumentje voor de vermoorde Nicky Verstappen is al meerdere keren vernield en het beukenboompje voor Pas­cal Keizer werd door vandalen afgebroken.
  „Als ik dan bij bekende bedrijven kom, zijn ze erg terug­houdend. Ze vragen me vaak in wat voor crimineel milieu ik verzeild ben geraakt, omdat mijn kleinkinderen zijn ver­moord.” Die opstelling begrijpt Harrie niet. „Ja, zo’n crimi­neel als Sam Klepper, bij hem is het misschien het risico van het vak. Het gaat bij ons om een baby van vijf maan­den en een meisje van 23 maanden. Die hebben toch niets kwaads gedaan?”
Tekst deel 2:

‘Er
is iets ergs gebeurd, de kindjes zijn dood’

Mini’s
zoon belde op 14 juni 2006 om kwart voor negen ’s ochtends op. „Hij was helemaal in pa­niek en vroeg of we konden komen.
  ‘Er is iets ergs gebeurd, de kindjes zijn weg. Ze zijn dood’, zei hij. Het dringt dan echt niet tot je door,” her­inneren Harrie en Mini van der Meij­den zich nog als de dag van gisteren.
  Romy en Daniël zijn de kinderen van de vriendin van de zoon van Mini. De familieband is vrij complex. In 2003 leert de Eindhovense Harrie Mini via internet kennen. In mei 2005 trou­wen de twee en de jongste zoon van Mi­ni krijgt kort erna een relatie met een vrouw uit Purmerend.
  „Die vrouw had al een dochtertje, Romy, en bleek enige tijd later zwanger te zijn.
  Dat was niet van mijn zoon, maar hij ving beide kinderen op. Hij was echt een geboren vader”, vertelt Mini met enige trots. Harrie en Mini mogen enkele keren op ‘de kleintjes’ passen, zoals ze de kind­jes steevast noemen. Ze turven wie aan de beurt is om een flesje te geven.
  Tot die onheilsdag. Wie Romy (bijna 2) en Daniël (vijf maanden oud) met tiental­len messteken heeft vermoord, is niet duidelijk geworden. Hun destijds 21-jari­ge moeder legde een bekentenis af. Ze had cocaïne gebruikt en was in het huis toen ze werden gedood. Het OM eiste acht jaar en tbs, maar de vrouw werd we­gens gebrek aan bewijs vrijgesproken. Ze gaf later een altijd onbekend gebleven man de schuld. Die zou op zoek zijn ge­weest naar haar ex-vriend.
  Mini kocht na de moord voor het eerst in jaren weer een pakje sigaretten. „Ik rook nu nog steeds. Je zit in een film waar je niet om hebt gevraagd. Je denkt telkens dat als je met je vingers knipt, het weer voorbij is, dat je wakker wordt,” probeert ze uit te leggen.
  Na tien dagen mogen de nabestaanden afscheid nemen van de kinderen. „Toen stonden daar twee witte kistjes. Mijn zoon was helemaal overstuur. De kistjes waren met Winny de Poeh-stickers be­plakt. Romy had zo’n triest gezicht. We hoorden in de rechtszaal dat ze nog echt heeft gevochten voor haar leven. Daniël lag erbij alsof hij sliep. Hij had zijn speen­tje in”, zegt Harrie.
© stichting Verloren Toekomst